Bankje

Ik zit op mijn bankje in het museum waar ik regelmatig werk als vrijwilliger.
De stilte, mensen die geconcentreerd de werken bestuderen, een gids die altijd weer iets nieuws weet te vertellen. Ik zit hier graag.

Het is rustig vandaag, slechts één groep volgt de rondleiding. Voetstappen op de betonnen vloer, de stem van de gids kabbelt tussen het gefluister door.
Het wiegt me, stelt gerust, even enkel nu.

Een oudere man blijft wat achter van de groep. Een eentje dat de groep niet kan volgen. Of misschien kijkt hij liever alleen. Enkel zijn blik voor een tekening zodat hij het niet moet delen met een tiental andere ogen.
Hij is lang, in pak en loopt wat scheef met een stok. Hij blijft staan voor een litho, leunt wat voorover, behoudt zijn evenwicht door het derde houten been.
Ik volg hem met mijn blik, hij heeft er geen idee van dat hij bekeken wordt.

Ik doe dat graag, mensen kijken. Zomers buiten op een terras of in de trein maar het liefst in het museum. Mijn bankje staat tegenover het raam waar een gaasdoek voorhangt om de werken te beschermen tegen te fel licht. Het uitzicht is geweldig. Grote oude bomen aan de rand van de schelde met lichtjes die de donkere dagen feestelijk maken.

Ik zie het verkeer voorbijrazen. Fietsers voorovergebogen door de wind ploegen. Voetgangers die zich verzamelen voor het zebrapad.

Het gaas filtert de kleuren zo dat ze wat verwassen zijn. Het lijkt wel een levend schilderij waar ik naar kijk. De oude man heeft het ook gezien. Hij staat voor het raam, zijn hoofd lichtjes gebogen. Hij beweegt niet, ademloos staat hij daar maar.

Zou hij nog een partner hebben, een hondje misschien, of is hij helemaal alleen. Fier is hij wel, een verzorgde man. De stok verraad artrose, of misschien reuma, of is hij gewoon gevallen en is de stok een tijdelijk hulpmiddel.

Een dame haalt me uit mijn gemijmer, ‘moet jij geen boek lezen?’. Ze buigt wat voorover zodat ze niet boven me uit torent. ‘Nee, ik kijk graag’. De vrouw schudt haar hoofd, onbegrijpelijk vind ze het. ‘Verveel je je dan niet, hier zo maar wat zitten?’ ‘Nee hoor, ik vind het heerlijk dat ik helemaal niks moet nu, en wat een verhalen zie ik hier’. Verhalen? Zij ziet geen verhalen. ‘Je zou ook kunnen breien of kun je dat niet?’  Ze loopt verder, kijkt nog eens achterom en glimlacht, raar kind denkt ze misschien.

De groep verlaat het museum en mijn shift zit erop. De automatische deur zwaait open en duwt me het dagelijkse leven in. Ik stap op mijn fiets en sluit aan bij de rij fietsers voor het rode licht. Wanneer mag ik weer terug naar mijn bankje?

Miss. Blue Sky.